Bezwaren (grieven) tegen uitspraak rechtbank

In hoger beroep moeten bezwaren geformuleerd worden tegen de uitspraak van de rechtbank. Dat zijn de grieven. In hoger beroep zal de advocaat deze in overleg met zijn klant formuleren. De grieven dienen in hoger beroep zo goed mogelijk geformuleerd te worden. De appellant dient een grief in beginsel niet later dan in de memorie van grieven aan te voeren. Een verweerder (geïntimeerde in hoger beroep) moet in zijn antwoord alle stellingen en verweren opnemen.

Advocaat hoger beroep procedure

Grieven aanvoeren in hoger beroep

In hoger beroep is vereist dat de grieven behoorlijk naar voren worden gebracht in de procedure. Dat moet in de memorie van grieven gedaan worden door de appellant. Een later aangevoerde grief in hoger beroep kan gepasseerd worden. Het moet voor de rechter en de tegenpartij in hoger beroep kenbaar zijn wat gevorderd wordt en wat de grondslag daarvan is. Een algemene grief dat de uitspraak van de rechtbank onterecht is, is vaak niet concreet genoeg. Het moet gaan om voldoende grieven die voldoende zijn gepreciseerd en gemotiveerd. Een grief kan tegen een onderdeel van de uitspraak gericht zijn; zo kunnen er dus meerdere grieven zijn. Na het formuleren van de grief wordt een toelichting gegeven waarom de grief wordt aangedragen en waarom deze in hoger beroep toegewezen moet worden door de rechter.

Uitleg grieven in hoger beroep

De rechter in hoger beroep gaat over de uitleg van een ingediende grief. Als grieven worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert met als doel dat de bestreden uitspraak behoort te worden vernietigd. De voor vernietiging aangevoerde gronden behoeven door de appellant niet uitdrukkelijk te worden aangeduid als (al dan niet genummerde) ‘grief’. Die gronden moeten wel behoorlijk naar voren zijn gebracht in het geding, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij, welke laatste immers moet kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. (HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8278, rov. 4.3; HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771, rov. 2.4.1; HR 1 februari 2019, ECLI:NL:HR:2019:137, rov. 3.3.2). Bij de uitleg van de memorie van grieven of het appelverzoekschrift kan mede een rol spelen de wijze waarop de geïntimeerde respectievelijk de verweerder in hoger beroep de inhoud van dat stuk, blijkens zijn reactie daarop, heeft begrepen (Hoge Raad, 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:505).

Vaststelling feiten in hoger beroep

De uitspraak van de rechtbank  is gebaseerd op de feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld en in de uitspraak zijn vermeld. Als die weergave van de feiten niet juist is of onvolledig dan dient daar ook een grief tegen geformuleerd te worden. Dit moet in het eerste processtuk in hoger beroep; de memorie van grieven. Uitzondering is de situatie dat tijdens de procedure in hoger beroep er nieuwe ontwikkelingen zijn, die dus nieuwe feiten opleveren en van belang zijn voor de beoordeling van de zaak in hoger beroep. Het uitgangspunt dient te zijn dat recht wordt gesproken in het werkelijke geschil. Daarvan uitgaande moet voorkomen worden dat het geschil aan de hand van inmiddels achterhaalde of onjuist gebleken (juridische of feitelijke) gegevens zou moeten worden beslist.

Voor de verweerder in hoger beroep, de geïntimeerde geldt hetzelfde; ook deze  heeft in beginsel één mogelijkheid om zijn ei te leggen en wel in de memorie van antwoord. Dit wordt wel de tweeconclusieregel genoemd;  nieuwe verweer, en nieuwe feiten en stellingen had uiterlijk bij memorie van antwoord moeten worden aangevoerd.

Verweer tegen grieven in hoger beroep in memorie van antwoord

Uit art. 347 lid 1 Rv volgt de  tweeconclusieregel: “in hoger beroep worden een conclusie van eis en een conclusie van antwoord genomen”. In de praktijk inmiddels aangeduid als memories.  Uit de regel volgt dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel (in het geval van een incidenteel appel door de wederpartij ) in de memorie van antwoord worden aangevoerd, tenzij zich een van de in de rechtspraak erkende uitzonderingen op die regel voordoet.

Zoals in HR 9 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BR2045, NJ 2013/7 is beslist, geldt ook voor verweren die door de geïntimeerde worden aangevoerd tegen de vordering van de oorspronkelijke eiser, dat wijziging of uitbreiding daarvan dient plaats te vinden in de eerste conclusie in hoger beroep (de memorie van antwoord). Nadat de in art. 347 lid 1 Rv genoemde conclusies zijn genomen, is de mogelijkheid om verweren aan te voeren die niet in het verlengde liggen van de aldus door partijen omlijnde rechtsstrijd in appel beperkt tot de uitzonderingen die zijn genoemd in HR 20 juni 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC4959, NJ 2009/21 en HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771, NJ 2010/154. Daarbij is niet van belang of het verweer kan worden aangemerkt als een nieuwe grief (vgl. HR 8 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1224, NJ 2016/218).

Ambtshalve aanvullen gronden feiten door de rechter

De rechter mag niet treden buiten de rechtsstrijd die door de procespartijen door middel van de processtukken op zijn bord is gelegd. Het staat de rechter in hoger beroep  niet vrij zijn beslissing te baseren op rechtsgronden of verweren die weliswaar zouden kunnen worden afgeleid uit in het geding gebleken feiten en omstandigheden, maar die door de desbetreffende partij niet aan haar vordering of verweer zijn ten grondslag gelegd (vgl. HR 12 januari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ1492). Om een procespartij te helpen kunnen de feiten ook niet aangevuld worden door de rechter, ook niet als die afgeleid kunnen worden uit hetgeen wel is gesteld in hoger beroep.  Dat wordt wel ambtshalve aanvullen van feiten en gronden genoemd. Een nieuw verweer, dat niet in het verlengde ligt van de door partijen omlijnde rechtsstrijd in appel (art. 347 Rv) kan de rechter dus niet gebruiken op de uitspraak (mede) op te baseren. Zie bijvoorbeeld de zaak waarin de rechter meende dat in de stellingen van eiseres besloten lag dat een verbindend verklaarde WCAM-overeenkomst van toepassing is, maar de Hoge raad toch bepaalde dat de rechter dit  niet ambtshalve mocht bijbrengen (Hoge Raad 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:210; X/Dexia).

Grieven en verweren moeten dus precies geformuleerd en gemotiveerd worden door de advocaat in hoger beroep.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s