Feiten en bewijs bij de rechter, ofwel stelplicht en bewijslast

Als u in de uitspraak van de rechtbank leest dan er onvoldoende is gesteld (aan feiten en omstandigheden), dan is er niet voldaan aan de stelplicht die je als eisende partij hebt in een rechtszaak. Ook als een gedaagde partij onvoldoende stelt in zijn verweer dan kan zijn verweer zal worden gepasseerd. De rechter overweegt dan bijvoorbeeld: “het had op de weg van gedaagde gelegen om dat aannemelijk te maken;  aangezien gedaagde hiermee in gebreke is gebleven, heeft hij niet voldaan aan de op hem rustende stelplicht”

Waar mag de rechter vanuit gaan als hij uitspraak doet?

De rechter mag slechts die feiten of rechten aan zijn beslissing ten grondslag leggen, die in het geding aan hem ter kennis zijn gekomen of zijn gesteld en die overeenkomstig het bewijsrecht zijn komen vast te staan. Feiten of rechten die door de ene partij zijn gesteld en door de wederpartij niet of niet voldoende zijn betwist, moet de rechter als vaststaand beschouwen. Maar de rechter heeft de bevoegdheid bewijs te verlangen, zo vaak aanvaarding van de stellingen zou leiden tot een rechtsgevolg dat niet ter vrije bepaling van partijen staat. De rechter mag dus in beginsel alleen die feiten aan zijn oordeel ten grondslag leggen die door partijen zijn gesteld en die zijn komen vast te staan hetzij vanwege onvoldoende betwisting daarvan door de wederpartij hetzij door bewijslevering van de partij op wie de bewijslast rust.

Hoofdregel verdeling bewijslast

de hoofdregel van bewijslastverdeling van art. 150 Rv. rust op de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, de bewijslast van die feiten indien deze door de wederpartij voldoende gemotiveerd zijn betwist. Uit deze regel volgt dat een gedaagde zijn verweer goed moet onderbouwen, de eisende partij zal dan (extra) bewijs moeten regelen en kan van de rechter een bewijsopdracht krijgen omtrent bepaalde feiten of rechtsgevolgen. Hier is regelmatig discussie over in procedures. Soms vindt een partij dat hij voldoende heeft gesteld en aangetoond en dat daarom de bewijslast van het tegendeel bij de andere partij in de procedure berust.

Het stellen van feiten en de rechtsgevolgen die daar uit voorvloeien

Uit de tekst van art. 150 Rv volgt dat de bewijslast betrekking heeft op de gestelde feiten of rechten die aan een bepaald rechtsgevolg ten grondslag wordt gelegd. Aan de (eventuele) bewijslevering gaat de stelplicht vooraf. De stelplicht heeft enkel betrekking op feiten of rechten waaraan een door de betrokken partij beoogd rechtsgevolg is verbonden dat weer voortvloeit uit een rechtsregel. De (omvang van de) stelplicht wordt dus bepaald door het beoogde rechtsgevolg dat op een rechtsregel is gebaseerd.

Stelplicht bij schadevergoeding

Vordert een eiser bijvoorbeeld schadevergoeding op grond van art. 6:162 BW, dan moet hij die feiten stellen waaruit volgt dat aan alle in die bepaling genoemde vereisten voor aansprakelijkheid (toerekenbare onrechtmatige daad, schade en causaal verband) is voldaan. Die stellingen moeten dan wel gemotiveerd en zo concreet mogelijk zijn. Voldoet een partij niet aan haar stelplicht, dan wordt zij niet toegelaten tot bewijslevering.

Betwisting gedaagde is reden om met nader bewijs te komen

In beginsel kan de eiser volstaan in de inleidende dagvaarding te stellen dat hij schade heeft geleden zonder dat hij op dat punt feitelijke gegevens over die schade behoeft aan te voeren. Betwist daarentegen de gedaagde het bestaan van die schade gemotiveerd, dan zal eiser wel degelijk gegevens ter toelichting van de aanwezigheid van schade naar voren moeten brengen en zonodig bewijs daarvan moeten aanbieden. Hetzelfde geldt met betrekking tot de betwisting van het gestelde causale verband tussen de schade en de verweten gedraging. Als eiser in gebreke blijft feiten en cijfers te stellen – en zonodig te bewijzen – die aannemelijk maken dat hij schade kan hebben geleden ten gevolge van de gestelde fout(en), zal hem de vordering tot schadevergoeding moeten worden ontzegd.

Gemotiveerd weerleggen van een eis; goed verweer voeren

De partij die ineen rechtszaak geconfronteerd wordt met een bepaalde vordering, zal de rechtsfeiten die aan die vordering ten grondslag liggen, gemotiveerd moeten weerspreken om te voorkomen dat deze als onweersproken komen vast te staan. Aan bewijslevering door de andere partij wordt dan niet toegekomen. De betwisting moet echter voldoende concreet zijn. Daarvoor zal de wederpartij vaak aan haar kant ook feiten moeten aanvoeren. Voor die feiten draagt zij, als gezegd, evenwel geen bewijslast.

Betwisting en zelfstandig verweer

Van een zelfstandig verweer, dat ook wel als bevrijdend verweer wordt aangeduid, is sprake wanneer de wederpartij niet (alleen) de door eiser aan zijn vorderingen ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bestrijdt, maar zich (afgezien daarvan) op een bevrijdende omstandigheid beroept. Uit de rechtspraak volgt dat een zelfstandig verweer (dat ook wel als een ‘ja, maar’-verweer wordt aangeduid) twee kenmerken heeft: naast een erkenning van de gestelde feiten die normaal gesproken zouden leiden tot het door de andere partij ingeroepen rechtsgevolg is dat het beroep op een zelfstandig rechtsgevolg op grond waarvan het door de andere partij ingeroepen rechtsgevolg toch niet op kan gaan. Met dat zelfstandig verweer erkent de wederpartij dus weliswaar het uitgangspunt van de andere partij, maar roept zij tegelijkertijd een bijzondere omstandigheid in op grond waarvan dat uitgangspunt in concreto niet op kan gaan. Op basis van de hoofdregel van art. 150 Rv rust de stelplicht, de bewijslast en het bewijsrisico ten aanzien van de feiten die aan het zelfstandig verweer ten grondslag liggen, bij degene die dat verweer aanvoert.

Stellingname in de procedure nader onderbouwen na verweer

Dit systeem is in de praktijk minder eenvoudig dan het lijkt. Dat heeft onder meer te maken met de wisselwerking tussen eisers stellingen en gedaagdes betwisting ervan. Tegenover stellingen van de ene partij bijvoorbeeld zal een simpele ontkenning van de juistheid daarvan een onvoldoende betwisting zijn. Aan de andere kant kan een gemotiveerde betwisting van de stellingen van de partij op wie de stelplicht rust, meebrengen dat deze die stellingen nader dient te onderbouwen. Daarbij komt dat naarmate de procedure vordert, aan het stellen en betwisten in de regel hogere specificatie-eisen kunnen worden gesteld.

Wanneer komt bewijslevering in beeld?

Bewijslevering komt pas in beeld komt als de feiten die nodig zijn om het door de een partij ingeroepen rechtsgevolg te laten intreden, in voldoende mate door die partij zijn gesteld en vervolgens ook in voldoende mate door de wederpartij zijn betwist. Dan ligt het op de weg van de eerstgenoemde partij om de door haar gestelde feiten waaraan een rechtsgevolg is verbonden, te bewijzen. Bewijslast gaat vervolgens altijd gepaard met bewijsrisico: wanneer de partij op wie de bewijslast rust niet slaagt in dat bewijs, komen de door die partij gestelde feiten niet vast te staan, zodat het gevorderde moet worden afgewezen. Of wanneer het om een door gevoerd zelfstandig verweer,  dat verweer moet worden verworpen.

Strategisch procederen

Een advocaat zal met inachtneming van de regels van bewijsrecht de procestukken opstellen. Het verweer daartegen kan nopen tot nadere onderbouwing en nader bewijslevering. Als dat in de eerste zaak bij de rechtbank niet goed is gegaan, dan kan er nog een kans zijn in hoger beroep door dat beter voor het voetlicht te brengen.

Mail gerust als u hier een vraag over heeft.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s